|
Kleiputten Terhagen - noordkant |
En
ik heb ze geteld in het nieuwe gebied: Kleiputten Terhagen, met 120.000 zijn
ze, op de kop. Fantastisch. Veel, heel veel. Een kolonie. Kolonisten of
pioniers, of het nu mensen, planten of
dieren zijn, zijn de pionnen die vooruit gestuurd worden om een nieuw gebied te
veroveren en te bewonen. De gelijkenis tussen de drie valt hier meteen op. En
dat zal nog duidelijker worden in dit artikel. Pioniers zijn steeds op zoek
naar iets nieuws daarbij kiezen ze vaak vreemde terreinen uit. Waar pioniers
groeien is er in het verleden iets gebeurd, een bosbrand, een afgraving, een
grondaanvulling of in dit geval een kleiwinning en een grondaanvulling
allerhande.De
bodem is hier zo ongeschikt dat het jaren heeft geduurd vooraleer hier zelfs
maar grassen voet aan de grond kregen. Kort nadien is de berk komen aanwaaien
met zijn kleine gevleugelde zaadjes. Kleiputten Terhagen werd ermee bedekt,
geen plekje liet hij onbenut. Omdat ik al 48 jaar rond de kleiput woon heb ik het
moment gekend waarop het grasland veranderde in bos, dat moment duurt maar
even. Na drie jaar is de plek onherkenbaar. Zo kort duurt de omzetting. Op
onvruchtbare bodem zo massaal aanwezig zijn en dan nog met hoogtes van 10 meter
en meer, daar slaag je als boom niet zo maar in, daarvoor beschik je over
kwaliteiten.
|
Kleiputten Terhagen - volledig |
Zo’n
kwaliteit is tellen. Ik heb ze geteld, zoals ik al zei, maar die vaardigheid
hebben ze zelf ook goed onder de knie. Berken kiezen, heel bewust, het moment
waarop ze in blad komen. Dat moment hangt af van daglengte en temperatuur. Om
de daglengte te kunnen registreren moeten ze uiteraard kunnen zien, zien doen
ze met hun knoppen. Een knop bevat reeds de opgevouwen blaadjes, ingepakt in
lichtbruine schubben. Als je de schubben tegen het licht houdt blijken ze
doorzichtig. Dat stelt het toekomstige blad in staat waarnemingen te doen, het
‘oog’ zeg maar. Oudere tuiniers kennen dat nog en snoeien rozen op het derde
naar buiten gerichte oog. Zij weten nog dat
planten over een gezichtsvermogen beschikken. Om de temperatuur te meten moeten
ze kunnen voelen, aanvoelen hoe warm het is. Maar met voelen alleen komt de
berk er niet. Pas als een ‘bepaald’ aantal warme dagen overschreden zijn,
vertrouwen ze de situatie en komen in blad. Enkele warme dagen in februari daar
laat de berk zich niet aan vangen. Een bepaald aantal dagen houdt in dat de
berk de dagen telt. En kunnen tellen is voor een berk al een prachtprestatie, maar
om definitief zijn keuze te kunnen maken om van start te gaan, is alleen tellen
onvoldoende. Je moet het aantal voorbije warme dagen kunnen onthouden, hij
heeft kennelijk een geheugen. Ernstige neurobiologen vermoeden dat zijn hersenen
in zijn wortel zitten, dicht in de buurt waar voedsel wordt opgenomen, net
zoals bij mens en dier. Alweer die gelijkenis. Voorlopig is het nog een
theorie, op bewijzen is het nog even wachten, maar voor mij klinkt het heel
aannemelijk.
|
Kleiputten Terhagen - zuidkant |
Ik
gaf al aan dat het om een bewuste keuze gaat. Dat zie ik bewezen in wat volgt.
Sommige natuurfreaks schrijven de dag op waarop een boom bot, jaar in jaar uit.
Zo kan je over een langere periode evoluties zien. Vanaf 1950 zijn er zulke
optekeningen. En wat stelt men vast. Bomen botten meer dan 20 dagen eerder dan
sinds die eerste aantekeningen. De globale opwarming heeft daar natuurlijk iets
mee te maken. Dit geeft aan dat botten geen traditie of gewoonte is. De boom
ziet, voelt, telt, en onthoudt om het ideale moment te kiezen, hij past actief
zijn gedrag aan. En dat moet hij ook, Darwin, survival of the fittest, overleving
van de soort. Fout tellen leidt altijd tot narigheid. Als de berk te snel
beslist om uit te lopen, ondergaat hij een pijnlijke bevriezing van zijn jonge,
tere loof. Te laat uitlopen bezorgt hem concurrentie van andersoortige
vegetatie en dat is nefast. De berk houdt van veel zonlicht, wordt hij
overgroeit dan is zijn einde nabij, eerder in blad komen is dus noodzakelijk
zodat hij zijn schaduw kan werpen over concurrerende bomen van andere families.En
nu de fiere berk hier toch staat te stoefen; hij telt beter dan koolmezen.
Organismen zijn op elkaar afgestemd, zo leert ons het ecosysteem. De voorbij 65
jaar komen bomen meer dan 20 dagen eerder in blad, zei ik al. Hierdoor is ook
de rupsenpiek met meer dan 20 dagen naar voor geschoven. De rupsen volgen dus
de veranderde timing van de berk. De koolmees en vooral haar jongen lusten deze
rupsen. Voor de mees is het dus belangrijk dat de eieren gekipt zijn wanneer de
piek er is. Nochtans, maar jammer, slaagt de mees er niet in om gelijke tred te
houden met de berk. De berk blijft synchroon met de opwarming, de mees niet.
Door deze misrekening van de mees is er vaak te weinig voedsel voor haar
jongen. Voilà, berken voelen en tellen accurater dan mezen; dat had u, beste
lezer, natuurlijk niet verwacht. Wat een boom !Wacht,
ik heb nog iets onverwacht. Dat berken kunnen praten weet natuurlijk iedereen,
maar hoe doen ze dat? Een berkenwortel in Terhagen moet overleven op arme
verstoorde gronden. Alles in de grond wat maar enigszins kan bijdragen tot zijn
groei zou hij gebruiken. Daarvoor is zijn eigen wortelgestel echter te beperkt.
Voor problemen moeten oplossingen gezocht worden en die vond hij: samenwerken
met de vliegenzwam. De berkenwortel is verbonden met deze schimmel en
verdubbelt daardoor zijn worteloppervlak. De schimmel vormt met zijn draden een
uitgebreid netwerk en kan heel efficiënt, veel efficiënter dan de berk,
voedingstoffen en vooral water opnemen. Via de verbinding krijgt de berk onbeperkt
toegang tot deze noodzakelijke levensmiddelen. Berken kunnen dan weer iets, wat
de zwam niet kan, fotosynthese. Zwammen leven ondergronds, enkel de prachtige
rode hoed met zijn witte stippen komt in de herfst aan de oppervlakte, maar dat
is slechts de vrucht. De plant zelf leeft in de grondse duisternis en daar valt
niet veel te fotosynthesen. De bovengrondse delen van de berk zien wel de zon
en daardoor kan koolstofdioxide via fotosynthese omgezet worden in suikers. De
zwam en de berk ruilen dat waarin ze goed zijn. Is dat niet mooi ?En
nu komt het. Die symbiose tussen beiden is heel intens en intiem, de boom moet
letterlijk heel open zijn, de zwamdraden dringen in de fijne berkenwortels. De
zwamdraad maakt dus rechtstreeks contact met de berk, maar ook met de volgende
én de volgende, ze verbinden dus bomen, zo ontstaat het Wood Wide Web. Er
ontstaat een bos waarbij alle bomen
geconnecteerd zijn. Via dit web is het dus mogelijk dat berken met elkaar
communiceren. Waar hun satelliet zweeft weet niemand, men vermoedt in de ‘cloud’.Wat
men wel weet is dat de schimmel de ’router’ vormt. Zo kunnen bijvoorbeeld twee
berken met elkaar praten doordat ze verbonden zijn met een draad van een
schimmel. Als een berk wordt aangevreten door insecten, vertelt hij dit aan
zijn collega. Zodra de collega de boodschap heeft ontvangen, maakt hij
antistoffen aan en beschermt zichzelf tegen de belagende insecten. Van
collegialiteit gesproken, altruïsme zelfs. Maar ook is er communicatie tussen
zwam en berk. Als de berk aan de zwamdraad meldt dat hij te weinig stikstof tot
zich kan nemen, dan verspreidt de zwam, na ontvangst van het bericht, een
dodelijk gif in de bodem zodat bodeminsecten sterven. Deze insecten verteren
tot waardevolle humus en dienen als voedsel voor de berk. En dat is op zich
niet zo eigenaardig, hoe beter de berk in het leven staat, hoe meer suikers de
zwam krijgt. Weinig altruïstisch maar wonderlijk, dat zeker . Wat een boom !
Geniet
van het voorjaar, verwacht het onverwachte en onthoud, buiten gebeurt het.
Tekst: Filip
Bleys
Foto's: Patrick Smits